Mestoverschot in Nederland 2030: Groeiende uitdagingen en oplossingen

Mestproblematiek: Toenemende druk op mestverwerking in Nederland

In heel Nederland wordt verwacht dat de plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest tegen 2030 aanzienlijk zal afnemen, met variërende percentages per provincie. Volgens cijfers van het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) zal de daling gemiddeld zo’n 34 procent bedragen.

De afname van de plaatsingsruimte wordt voornamelijk toegeschreven aan de afbouw van derogatie, de verplichte bufferstroken en de introductie van met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden). Hierdoor zal naar verwachting in 2030 een mestoverschot van 17 miljoen ton optreden in vergelijking met 2022. De provincie Friesland zal het grootste toename in mestoverschot ervaren, gevolgd door Noord-Brabant.

In absolute termen zal de grootste krimp van mestplaatsingsruimte plaatsvinden in Friesland en Noord-Brabant, gevolgd door Overijssel en Gelderland, waar ongeveer 5 miljoen ton minder drijfmest op de percelen mag worden gebracht in 2030.

Naar verwachting zullen negen provincies te maken krijgen met een mestoverschot in 2030, waarbij alleen Zeeland, Flevoland en Groningen nog beperkt mest kunnen aanvoeren vanuit andere provincies. Voor de oplossing van het toenemende mestoverschot zal de mestbewerkingscapaciteit moeten stijgen van 17 miljoen ton op dit moment naar ongeveer 30 miljoen ton in 2030, aldus het NCM.

De geplande natuurontwikkeling via het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) zal extra druk uitoefenen op de mestbalans in Nederland, vooral in Noord-Brabant en Friesland. De impact van deze maatregelen zal leiden tot significante veranderingen in de mestverwerking en -export in de komende jaren.